InterviewThijs van Oosterhout
Solist Thijs van Oosterhout (19) heeft het hoboconcert in D van Ludwig August Lebrun (1752 – 1790) zelf uitgekozen, in overleg met dirigent Peter Bogaert.
Er zijn weinig opnames van Lebruns vijf hoboconcerten, maar voor hoboïsten is de Duitse componist, in zijn tijd een beroemde hoboïst, zeker geen onbekende. Zijn eerste hoboconcert is volgens Thijs ‘een dramatisch, lyrisch èn expressief stuk, op momenten heel hoog en virtuoos’. De cadensen die Thijs speelt heeft hij, zoals het hoort, zelf gecomponeerd.
Jij bent ook al een beetje beroemd Thijs, althans in de wereld van de liefhebbers van klassieke muziek. Want je hebt bij Podium Klassiek opgetreden als Jonge Held. Hoe kwam je daar?
Mijn docent aan het Conservatorium van Amsterdam, Aisling Casey, tevens eerste hoboïst van het Radio Philharmonisch Orkest, heeft mij gevraagd of het me leuk leek om bij het programma op te treden. De redactie van Podium Klassiek had haar benaderd; of ze nog een goede jonge hoboïst kende? Kort na het begin van mijn studie heeft ze mij gevraagd. Ik heb vervolgens een auditievideo opgestuurd en toen mocht ik komen.
Hoe was het?
Je gaat ’s middags al naar de studio in De Hallen in Amsterdam-West. Je ontmoet presentator Floris Kortie en de regisseur. Tijdens de camerarepetitie kan je even inspelen. Voor alle muzikanten is het lastig spelen omdat de akoestiek in de studio vreselijk droog is. Het galmpje dat je thuis hoort wordt er door de geluidstechnicus aan toegevoegd. Na de camerarepetitie ga je naar de visagie en wordt er een promotiefilmpje gemaakt. Live tv, dat had ik nog nooit gedaan. Dus het was best even spannend met al die camera’s en lampen. Floris is ontzettend aardig. Na afloop kwam Floris met mij praten en stelde hij nog allerlei vragen. Ik mocht mee eten met de crew. Het was een geweldige ervaring.
Waarom heb je voor de hobo gekozen?
Bij ons thuis in Breda maakt iedereen muziek. Mijn vader speelt piano en een beetje orgel. Mijn moeder heeft lang gezongen. Op de muziekschool in Breda is elk jaar een open dag waar je alle instrumenten kunt proberen. Mijn oudste broer koos viola da gamba. Hij had geen idee wat voor instrument het was. Omdat hij van gamba garnalen hield en iets origineels wilde bespelen koos hij voor dat instrument. Mijn middelste broer koos fagot en ik hobo omdat ik het geluid zo mooi vond. Toen was ik 7 jaar. Ik ben de enige die professioneel muzikant word.
Kan je uitleggen wat er allemaal komt kijken bij het produceren van geluid op je hobo?
Als je blaast pers je de lucht door het riet, het is een dubbel riet. Je blaast vanuit je buik. De spieren van je kaak gebruik je om ervoor te zorgen dat er geen lucht tussen je mondhoeken en het riet ontsnapt. Het is de actie van de lippen die nodig is om het instrument te bespelen. Je laat het riet trillen door erin te blazen. Een koperblazer doet weer iets anders, hij laat zijn lippen trillen.
Hoe lang hou jij het vol?
Embouchure is de manier waarop je - bij wijze van spreken - met je lippen het riet vasthoudt. Als je lang speelt kun je die embouchure niet meer goed vasthouden doordat je lipspieren verzuren. Als je begint kun je niet langer dan vijf minuten spelen. Je bouwt het langzaam op. Het is in feite een soort sportschool voor je kaakspieren. In het orkest heb je veel maten rust om even bij te komen. Dus dan is twee uur repeteren prima te doen. Soleren is een ander verhaal. Laatst speelde ik een solorecital van een uur. Dan moet ik continu spelen. Daarna is het wel klaar. Mijn eerste repetitie bij het DKO duurde bijna twee uur. Ik heb het grootste gedeelte van de tijd gespeeld. Ik was echt moe daarna. En dan had ik nog niet eens de cadensen gespeeld.
Maak je de rieten zelf?
Online kun je voorbewerkt riet bestellen. Dat doe ik nu, omdat het heel veel tijd scheelt. Ik koop plakjes hout van het merk Alliaud, waar ik vervolgens een vormpje in snijd dat invloed heeft op de klank en het gevoel van spelen. Vervolgens bind ik dat houtje met touw aan een zogeheten stift. Die stift stop je uiteindelijk in de hobo. Omdat het houtje moet trillen, moet ik ook nog een hele hoop hout afschaven. Hiervoor heb ik een machine, maar de finishing touch doe ik met een speciaal rietenmes, met de hand. In totaal kan ik wel een uur bezig zijn met het afschaven van één riet, omdat de dikte van het hout heel precies moet zijn. Gemiddeld werkt een riet zo’n 2 weken, maar het kan zijn dat je tussendoor met je mes wat dingen moet aanpassen, omdat het iedere dag net iets anders speelt. Een afgewerkt riet kost ongeveer € 20, maar door het zelf te maken is het goedkoper. Je kunt ook een kilo bamboe kopen, dat is relatief het goedkoopst. Dat moet je echter 5 tot 7 jaar laten liggen voordat je het kunt gebruiken.
Je zit nu in je eerste jaar van het conservatorium. Bevalt het?
Ik heb het er heel erg naar mijn zin! In het begin reisde ik elke dag heen en weer met de trein tussen Breda en Amsterdam. Ik heb nu gelukkig een kamer gevonden in Amsterdam-West. Dat scheelt enorm. Ik wilde lange tijd geen beroepsmusicus worden omdat de muziekwereld heel hard is en maar een kleine groep daadwerkelijk aan een fatsoenlijke baan komt. Maar ik ben aangemoedigd om het toch te gaan doen. Onder anderen door de fantastische hoboïste Pauline Oostenrijk, bij wie ik masterclasses heb gevolgd. Ik speel nu ongeveer 4 uur per dag. Daarnaast maak ik dus rieten. Ik maak ook veel kamermuziek op het conservatorium, naast de orkestprojecten. Als bijvak speel ik piano. Het zijn drukke dagen, want af en toe zijn er ook optredens. Wat ik nu met het DKO doe, soleren bij een strijkorkest aangevuld met blazers en slagwerk, heb ik niet eerder gedaan.
Wie zijn jouw grote voorbeelden?
Ik heb er meerdere. Pauline Oostenrijk natuurlijk, de bekendste Nederlandse hoboïst. En François Leleux. Hij is wereldberoemd. Hij speelt heel expressief. Heinz Holliger is natuurlijk de allerbekendste. Holliger heeft heel veel betekend voor de ontwikkeling van de technische speelvaardigheid van de hobo. Hij is nu 85 en speelt nog steeds. Vroeger was het geluid van een hobo scherp. Het is nu veel warmer. Als ik Holliger hoor op een oude opname moet ik daar echt even aan wennen.
Dirigent Peter Bogaert, onder wiens leiding jij twee keer eerder hebt gespeeld, zegt dat jij geweldig kunt fraseren. Jouw docent laat je vrij om op je eigen manier te spelen. Hoe omschrijf je jouw manier van spelen?
Naast de Franse, Duitse en Weense school en nog vele andere, heb je de Hollandse school van Jaap Stotijn, met veel vibrato. Bij Pauline Oostenrijk kan je dat af en toe nog horen. Smaak verandert natuurlijk. Nu speelt men over het algemeen egaler. Ik speel, net als veel andere hoboïsten, ook wat egaler maar dan met relatief meer vibrato. Mijn docente Aisling Casey laat mij vrij in mijn speelwijze en interpretatie. Zij bouwt voort op wat ik heb geleerd. Je ontwikkelt je dus zelf op het conservatorium. Als ik met veel spanning speel dan zegt ze er wat van. Gelukkig maar, want als ik 50 ben moet ik nog steeds alles kunnen geven.
Interview door Ewoud Nysingh
13 juni om 20.00 uur Speelt Thijs in de Gudulakerk in Lochem en 15 juni om 15.00 uur in Lebuïnuskerk in Deventer.
Concerten
Lebrun - Hoboconcert in D klein; solist: Thijs van Oosterhout; Schubert - 5e Symfonie; Holst - A fugal Concerto op.40/no 2